Schermafbeelding 2015-10-06 om 10.22.55Het had kantoorhumor kunnen zijn, als de woorden niet waren doordrenkt van een zorgelijke ondertoon. ,,Waar doe jij het over?”, vraagt mijn vrouw aan de collega die tegenover haar zit. Hun ellebogen rusten op het bureaublad, twee paar handen met de vingertoppen gevouwen rond een plastic bekertje automatenkoffie. ,,Over Engelse volbloeds, en jij?” Mijn eega slikt voorzichtig een slokje weg. ,,De Titanic.” Haar collega knikt en dan zwijgen ze, hun lippen getuit tegen het opstaande randje van het plastic. Allebei met hun gedachten bij de spreekbeurt die ze moeten voorbereiden. De collega voor haar dochter. Mijn vrouw voor onze zoon.

Net als voor slagregens en orkanen lijken er ook voor spreekbeurten seizoenen te bestaan. En zoals elk naderend onheil, werpt ook dit zijn schaduwen ver vooruit. Begin februari al wordt het onrustig in onze vriendenkring, als – gestuurd door een onzichtbare macht (de onderwijsinspectie?) – juffen en meesters op verschillende basisscholen, onafhankelijk van elkaar het begrip laten vallen. ,,We moeten een spreekbeurt houden”, zegt onze zoon (9), met de monterheid van de argeloze, op een avond aan de eettafel. Mijn vrouw verslikt zich in haar pestolapje. ,,Een spreekbeurt? Wanneer!?” Bij onze zoon weet je het nooit. Het zou heel goed kunnen dat hij (‘helemaal vergeten!’) de volgende ochtend om negen uur geacht wordt zijn diepgravende betoog af te steken. Maar hij haalt zijn schouders op. ,,Weet ik nog niet.” Tijdbommetje van de meester. Het duurt nog even voordat die het definitieve rooster heeft opgesteld, maar dan weten we ook wat. Ergens in mei, zo blijkt.

Geen tijd te verliezen!

Het onderwerp van een spreekbeurt mag niet lichtvaardig worden gekozen. Het moet aansluiten bij de belevingswereld van de redenaar, een breed gehoor kunnen boeien en eenvoudig bij elkaar te roven zijn, uit een bibliotheekboek of van het internet. Onze toen 9-jarige dochter kwam, na lang innerlijk beraad, met de Oude Grieken aanzetten. Met veel moeite heb ik dat kunnen ombuigen in ‘Hoe wordt de krant gemaakt?’, omdat ik daar zelf een zekere affiniteit mee heb. Maar bij de meeste leerlingen wordt het uiteindelijk toch: de pinguïn, de leeuw, het paard, de dolfijn of, in elk seizoen een topper, mijn konijn. Bij mijn zoon was het onderwerp onomstreden. Al vanaf het moment dat hij zelfstandig (prenten)boeken leest, is hij verslingerd aan ‘Titanic’ van Ken Marschall, een standaardwerk met uitklapbare platen van deze luxe oceaanreus en de verschrikkingen van zijn ondergang op de eerste reis.

Later kwamen daar talloze andere boeken bij, waardoor onze zoon geldt als een lokale Titanic-deskundige. Maar zoals zoveel grote geesten is hij ook een warhoofd als hij zijn kennis van het onderwerp moet structureren in een steekhoudend verhaal van een minuut of tien. Avond aan avond zitten mijn eega en hij aan de eettafel, verhit discussiërend over elke zinsnede en elk detail, waarna uren later een compromisalinea is bereikt die mijn zoon op zolder gaat uittikken op de computer. De dag daarop ruziën ze weer even verhit over de wijzigingen die mijn zoon – uit eigenwijsheid of luiheid – in de concepttekst heeft aangebracht. De Nieuwe Bijbel Vertaling was een eitje vergeleken bij het uiteindelijke script van ‘Titanic, de spreekbeurt’.

Daarna volgen weken van oefenen: op langzaam spreken, intonatie, tekstbeheersing en de klas inkijken, uitmondend in sessies met publiek (mijn vrouw en ik) en oefeningen met het voorleeskastje dat zij van haar werkgever (de plaatselijke bibliotheek) meeneemt om de op A3-formaat gekopieerde platen van Ken Marschall in te schuiven. Na lang onderhandelen krijg ik toestemming om als publiek de krant te lezen, of met een schuin oog het Sportjournaal te bekijken, bij de zoveelste opvoering van ‘Titanic, de spreekbeurt’, die ook ik inmiddels helemaal uit mijn hoofd ken.

De Engelse volbloeds leverden de collega een ‘Zeer goed’ op.

,,En wat had jij?”, vraagt ze.

Mijn vrouw lacht minzaam. ,,Een 9 plus.” Ze neemt nog een slokje koffie. ,,Maar er had meer in gezeten.”

 

Uit de krant van 23 mei 2006.