Schermafbeelding 2015-09-20 om 11.24.02Het water in de kuil die plotseling voor me opdoemt heeft de donkergele kleur van de diepzee. Ik denk nog net twee makrelen en een kabeljauw te zien wegschieten, als mijn voorwiel in het gat duikt, zich vastboort in een muur van zand, het achterwiel omhoog komt en ik uit de pedalen wordt gelanceerd met een kracht die straaljagerpiloten als 3G omschrijven.

Naar de editie van 2009 reed ik nog gewoon met de auto, maar nu leek het clubgenoot Mart een goed idee om op de fiets vanuit Katwijk naar Scheveningen te gaan. ‘Kunnen we alvast een beetje warm rijden.’ Wat hij zich daarbij voorstelde weet ik niet, maar het vriest in elk geval als we rond 9 uur bij ons clubgebouw De Goerie vertrekken en het duingebied is wit besneeuwd. Zo dans je de avond daarvoor nog met de bruid – mijn oudste nicht is getrouwd – en zo rijd je met drie lelijke kerels over een glibberig fietspad. Door de alcoholconsumptie staan mijn huidporiën wijder open dan goed voor me is.

Maar het kan altijd kouder: in het half uur dat we moeten wachten voordat het startschot valt, bijvoorbeeld. De vertrekvakken zijn niet meer ingedeeld op de Scheveningse Boulevard, maar op het strand. Met mijn nummer 1060 – zojuist bij de daginschrijvingen opgehaald – sta ik met mijn clubmaten helemaal achteraan. Zo’n duizend fietsers voor ons rijden onder anderen Michael Boogerd en Sebastian Langeveld met de besten mee.

Onze race begint in de achterhoede en we kunnen alleen maar hopen in de middenmoot te eindigen. Dat lukt zeker niet als ik blijf fotograferen tijdens het rijden. De vingerhandschoenen moeten uit, het toestel laat zich lastig achter de rits van mijn thermojack peuteren, maar omdat ik toch meer journalist dan wielrenner ben, heb ik het er graag voor over.

Aandacht voor je mede-renners is één ding, oog voor het parcours is een ander. Het is niet voor het eerst dat mijn zicht door de camerazoeker het beeld vertroebelt op het terrein dat zich voor mijn banden bevindt. Als ik met fiets en al door de lucht vlieg, probeer ik klapwiekend uit de buurt van de bescheiden binnenzee te blijven die onder mij opdoemt. Bij de Rabo Beach Challenge van vorig jaar ging clubgenoot Christiaan op een soortgelijk moment volledig kopje-onder, en dat vooruitzicht lokt niet, bij anderhalve graad boven nul. Met een doffe plof klap ik op het strand, blijf even verdoofd liggen in de wetenschap dat ik alle botten in mijn lijf heb gebroken, waarna mijn legerervaring me weer bij zinnen brengt.

Alles doet zeer, behalve mijn rug. En dat is al twee weken andersom geweest. Een wonder! Ik strompel naar mijn fiets die twee meter terug in het water ligt, constateer dat alles nog werkt – zelfs mijn Garmin-navigatie zit nog op z’n plek – en rijd naar fietsmaat Peter die trouwhartig zijn tempo wat heeft laten zakken toen hij van andere rijders te horen kreeg dat er een lijk in het clubtenue van de Afdeling Wielersport van de IJsclub Voorwaarts Katwijk in het zand lag.

Nee, me helpen deed hij niet. Maar wachten is al heel wat.

Het voordeel van een duikeling in een opvallend tenue is dat je na een finish in de achterhoede, na afloop door Jan en Alleman nog op het schild wordt gehesen. ‘Was jij dat, van die salto? Ik dacht dat je je nek brak!’

Ter bevestiging haal ik twee makrelen en een kabeljauw uit de rugzak van mijn wielershirt.

 

Uit mijn weblog van zaterdag 27 november 2010.