broodtrommel-sandwich---lichtblauw---nl017lb---pt[0]De mail waarin een lezeres ons geamuseerd maar toch ook toenemend bezorgd uitlegt dat het aanleren van zelfstandigheid een onderdeel van de opvoeding is, leidt daags daarna al tot een scherpe koerswijziging in ons gezin. ,,Ik ga hem niet meer in alles achterna lopen”, zegt mijn eega, op wat luidere toon dan ik ’s morgens van haar gewend ben. Ze loopt van de ontbijttafel richting de keuken, maar houdt plotseling stil bij de achterdeur als ze ziet dat de brooddoos en pakjes drinken van onze zoon nog op de mat staan. ,,O, nu is hij weer zijn eten vergeten”, kreunt ze. En dan, gebiedend, tegen mij: ,,Ga jij het even brengen.”

In de analyse achteraf schitteren wij als al die deskundigen die hun licht over voorbije zaken laten schijnen. Natuurlijk weten wij wel dat ‘zelfstandigheid’ een apart hoofdstuk is in dat ongeschreven handboek waarmee wij onze nazaten op de weg naar volwassenheid begeleiden. Maar omdat we ons bij de oudste van jongs af aan nergens mee hoefden te (schuine streep mochten) bemoeien – en al helemaal niet met haar schoolwerk – word je toch in slaap gesust door de hoop dat het voor een deel ook in de genen zit. En ach, de keren dat die tweede koter het dan op het middenveld laat liggen, lopen wij in de achterhoede die gaatjes gewoon even dicht.

Die gaatjes vallen bij hem in het gedeelte van zijn hersenen waar de argeloosheid waarmee hij in het leven staat (vooralsnog, uiteraard, want hier gaan wij aan werken), de overhand heeft op het korte termijn geheugen. Zijn eerste dagen op de middelbare school kenmerken zich door vergeten huis- en lockersleutels, essentieel lesmateriaal en het – op een manier die zo langzamerhand op obstructie begint te lijken, gelet op het feit dat zijn moeder elke avond 25 keer tegen hem zegt het wél te doen – consequent niét invullen van zijn agenda, waardoor hij er ’s avonds bij het maken van zijn huiswerk maar een slag naar slaat. Nooit geweten dat bedachtzaam uitgesproken woorden als ‘Eens even kijken, volgens mij moeten we van hoofdstuk 1, geloof ik, het eerste, of nee, het tweede’ de vrouw met wie ik al 25 jaar leed en lief deel, zo tot radeloosheid kunnen brengen.

Als verbeterpuntje voor mezelf in dit traject naar zelfstandigheid probeer ik de vanzelfsprekendheid van me af te schudden waarmee ik accepteer dat mijn zoon zo in elkaar steekt. Dat ik het heel normaal vind dat hij na een nachtje slapen bij zijn basketbalclub de doppen van zijn zelfopblazende luchtbed, een T-shirt en zijn regenbroek kwijt is. Dat ik altijd een reservesleutel van zijn fiets aan mijn eigen bos heb hangen, om op welk uur van de dag dan ook als zijn eigen Route Mobiel te kunnen uitrukken. Dat zijn blikveld een uurtje of zes per etmaal niet verder reikt dan de schermpjes van zijn Nintendo DS. En dat we elke ochtend bij een rondgang door het huis een vuilniszak kunnen vullen met wat er eigenlijk nog allemaal in zijn rugzak had moeten zitten.

Dus ja, stel ik nog maar eens vast terwijl ik met zijn plastic tasje met brooddoos, Snelle Jelle’s, pakjes drinken en een Breaker (ja, er wordt goed voor hem gezorgd, die eerste weken als brugpieper) naar mijn eigen fiets loop: dit gaan we vanaf nu helemaal anders doen. Discipline en zorgvuldigheid worden de sleutelwoorden, bedenk ik – op weg naar een goedmoedige conciërge die het tasje mondvoorraad met een al even zo grote vanzelfsprekendheid van me aanpakt – als ik in mijn educatieve mijmeringen word gestoord door mijn echtgenote die me in het steegje achter ons huis achterna holt met mijn mobiele telefoon en portemonnee.

Ik weet het.

Dit is geen sterk eind aan een stukje over zelfstandigheid.

 

Uit de krant van 16 september 2008.