detips-vliegangstVan de drie miljoen lijders aan vliegangst die ons land telt, zit er één rechts van mij, aan de andere kant van het gangpad. Het moderne luchttransport mag dan volgens de statistieken als veilig te boek staan, het zorgt al voor het opstijgen voor gebroken gezinnen. Drie van ons zijn neergezet op stoel D, E en F, ik ben in het linkerrijtje verbannen naar stoel C. Net als in de meeste gebroken gezinnen, zijn de kinderen toegewezen aan de moeder.

Bij haar heeft de vliegangst in de loop der jaren Dennis Bergkamp-achtige vormen aangenomen. Gedrogeerd door een mengsel van adrenaline en berusting ziet ze hoe mijn jongste nazaat de geplastificeerde kaart met veiligheidsgegevens uit de zitting van de stoel voor hem haalt, en gedurende de hele vlucht gebiologeerd naar de plaatjes staart. ,,Voor als we neerstorten”, vertrouwt hij haar bemoedigend toe.

De ene keer per jaar dat ik mezelf in een vliegtuig waag, houdt Transavia de stoelen naast mij vrij voor een weduwevrouw met een zwakbegaafde zoon van middelbare leeftijd die, zoals alleen twee tot elkaar veroordeelden dat kunnen, de hele vlucht ruziën om onbenulligheden. Het is zo’n lijndienst van 2 uur en 6 minuten (Amsterdam-Alicante) waarop het cabinepersoneel zo druk heen en weer racet met maaltijden, parfums en sigaretten, dat het aanbieden van geluiddempende koptelefoons er even bij inschiet.

,,Kijk, zo moet je eruit als het vliegtuig is neergestort”, wijst mijn zoon aan de overkant zijn moeder op de afbeelding waarop montere passagiers het wrak via de opblaasbare glijgoten verlaten. Mijn eega knikt afwezig. ,,En waar zijn die dingen voor?”, vraagt hij, wijzend op een plaatje waarop iedereen met een geldig ticket een oranje Turks mutsje voor zijn mond heeft, dat via een elastiekje om het achterhoofd op zijn plek wordt gehouden. ,,Z-u-u-r-s-t-o-f”, zegt mijn vrouw, wat moeizaam ademhalend, terwijl de hoogtemeter van de drukcabine waarin we ons bevinden nog maar 3,5 meter boven N.A.P. aanwijst.

Vooral het opstijgen is elke keer weer een beetje sterven voor lijders aan vliegangst, die zijn oorzaak kan vinden in claustrofobie, controledrang, hoogtevrees of sociale angst. Zelf zou ik daar de vrees om te pletter te slaan wel aan toe willen voegen. Om die angst te cultiveren worden vliegtuigen zo gebouwd dat ze tijdens het opstijgen altijd fracties van seconden weer even terug naar de aarde lijken te zakken. Elke hapering in de steile klim wordt door mijn zoontje begeleid door de nuchtere vaststelling: ,,We storten neer.” Hij kijkt erbij alsof hij deze informatie zojuist vanuit de cockpit heeft doorgekregen en herhaalt de onheilstijding gedurende de 1700 kilometer die we in de lucht zijn bij elk minste of geringste spoor van turbulentie. ,,We storten neer.”

Tussendoor wil hij van mijn echtgenote weten hoe hij het zwemvest onder de stoel voor hem vandaan krijgt (‘Ik wil even op het fluitje blazen’) en herinnert hij haar aan de beelden uit de film Titanic waarop honderden passagiers in deze luchtkussens ronddobberden. Dood.

Ze wordt alleen even van haar kwelgeest verlost als ik word ingeschakeld voor zijn rituele gang naar het toilet. Vreemde plekken werken op zijn blaas. Hij is een rare toilettenfetisjist die kickt op bijzondere plekken om te urineren. Doortrekken mag ik de hogedrukwc pas als hij weer terug op zijn stoel zit (hij lijdt aan het-geluid-van-doortrekkende-vliegtuigtoilettenangst), wat nog heel wat uitleg vergt aan de rij met hoge nood die zich inmiddels voor het kleinste kamertje aan boord heeft verzameld.

Vlak voor de landing komen we in een onweersbui terecht die het toestel enkele tientallen meters boven de landingsbaan nog even doet klapwieken. Mijn zoontje (‘We storten neer’) oefent met zijn negenjarige zusje de lichaamshoudingen die je moet aannemen als het toestel te pletter slaat (lichaam gebogen, hoofd tussen de knieën, zodat alle lichaamsdelen voor het Rampen Identificatie Team overzichtelijk bij elkaar liggen.)

Als alle passagiers het toestel al via de slurf hebben verlaten, discussiëren een aangeslagen moeder en het cabinepersoneel nog met een klein jongetje.

Hij wil via de glijbaan naar buiten.

 

Uit de krant van 2 juli 2001.