image“Kijk jongens, op die berg! Een grote waterval.”

“Ik zag ‘m het eerst!”

“Wat maakt dat nou uit, wie ‘m het eerst zag. Het is toch geen wedstrijd.”

“Ik zag ‘m het eerst, Maaike tweedst, mama derdst en jij vierdst.”

“Ik zag ‘m helemaal niet tweedst. Papa zag ‘m het eerst, toen ik, toen mama, daarna jij pas. Als laatste dus.”

“Ik zag ‘m wel het eerst!”

“Volgens mij zag je ‘m helemaal niet. Je kletst maar wat.”

“Au!”

“Au!!!”

“Maaike slaat me!”

“Jij slaat eerst!”

“Niet. Jij sloeg eerst. Ik sloeg tweedst.”

“Maar jij sloeg veel harder. Ik deed alleen maar zo.”

“Nou, kappen! Nemen jullie allebei een snoepje. En geen ruzie meer. Kies maar wat uit de trommel.”

“Ik wil eerst!”

“Nee, ik eerst!”

“Als jullie allebei je handen niet weghalen, krijg je helemaal niks.”

“Maar nu pakt zij het eerst!”

“Hier, ik kies wel wat uit. Hebben jullie allebei tegelijk iets.”

“Ik wil met m’n hoofd op de armsteun in het midden.”

“Ik ook.”

“Ik lag ‘r het eerst!”

“Steven duwt me met z’n hoofd eraf!”

“Kunnen jullie niet allebei met je hoofd erop? Het ding is toch breed genoeg?”

“Ik lag ‘r het eerst!”

“Niet, ik lag er ’t eerst!”

“Klap dat ding dan maar op. Dan gaat er helemaal niemand met z’n hoofd op die armsteun.”

“Dat is niet eerlijk, want ik was het eerst.”

“Kan me niet schelen.”

“Ik word misselijk.”

“Dan doe je je raam een stukje open. Zodra het droog is, stoppen we ergens.”

“Niet allebei, dan gaat het tochten!”

“Ik was het eerst!”

“Allebei de ramen dicht dan!”

“Ik ben nog steeds misselijk.”

“Ga dan wat doen man, als je je verveelt. Pak je Bionicle, neem een autootje of lees de Donald Duck.”

“Ik wil de Donald Duck!”

“Ik had ‘m het eerst!”

“We hebben zestien uur gevaren en negen uur gereden om hier te ruziën over wie het eerst de Donald Duck heeft. Dat is toch niet te geloven. Kijk naar buiten, het is hier prachtig. De bergen, de lochs. Er zitten hier vlak onder de kust zeehonden en…”

“Kijk! Dolfijnen!”

“Waar?”

“Daar, bij die rimpeling in het water. Die meeuw scheert er nu vlak over heen!”

“Ja, ik zie ze ook.”

“Zien jullie ze ook, jongens?”

“Ja, het zijn er drie.”

“Mooi gezicht, hè? Zomaar vanaf een heuvel in Noordwest-Schotland. Dat is nog eens wat anders dan het Dolfinarium.”

“En het is beter dan dat domme geruzie.”

“Zag jij ze nou ook, Steef?”

“Ja, ik zag ze het eerst. Papa tweedst, mama derdst en Maaike vierdst.”

 

Uit de krant van 20 augustus 2001.