BroodjebalhalfomDe geur van gebraden gehaktballen is de voorbode van heugelijke tijden. Op de vooravonden van schoolreisjes of grote vakanties belegde mijn moeder er stapels witte bolletjes mee en later nam ik – voor mijn eigen hoogtijdagen – die gewoonte van haar over. En nu? Nu sta ik voor mijn zoon bolletjes met smeerleverworst klaar te maken. Vindt hij lekkerder, op schoolreisje. En zo maakt de jongste generatie – toch al niet gezegend met veel historisch besef – korte metten met familietradities.

Gelukkig weet mijn moeder zelf nog wel hoe het moet. Als ik midden in de nacht voor haar appartementencomplex stop om haar naar de bus richting Zuid-Europa te brengen, stapt ze naar buiten met een boodschappentas waarin een half rund ligt na te dampen. Haar immense rolkoffer heb ik de dag ervoor al in mijn auto gelegd, maar nu komen daar – behalve de boodschappentas – nog een weekendtas (voor de overnachting halverwege) en een uit de kluiten gewassen handtas bij (met reisbescheiden en allerlei andere zaken waar een vrouw-alleen op een reis van acht dagen niet buiten kan).

Ze hebben allebei vanwege de opwinding de nacht ervoor geen oog dichtgedaan. Mijn zoon niet vanwege zijn tripje naar Duinrell, mijn moeder niet omdat ze – voor het eerst zonder mijn vader – alleen een verre reis gaat maken. Hoewel, alleen? Voordat ik haar als laatste oppik, heb ik al een rondje door het dorp gemaakt om drie vriendinnen af te halen. Weken daarvoor had ze me al voor dit klusje gestrikt, maar toen ze eenmaal wist hoe laat de bus richting de Italiaanse Bloemenrivièra zou vertrekken – om half vijf in de morgen, vanaf Den Haag Centraal – had ze er toch een paar dagen buikpijn van gehad voordat ze het mij durfde te vertellen. Het valt niet mee, als je als ouder afhankelijk wordt van je kinderen.

Mijn moeder gaat op stap met wat in ons gezin de ‘grafmeisjes’ heten. Allemaal weduwen, die ze heeft leren kennen op het kerkhof waar mijn vader begraven ligt. Van een praatje in het voorbijgaan leidde dit contact tot picknicks op de bankjes rond de zerken, met thermoskannen koffie en veel gevulde koeken. Toen het op het graf te koud werd, gingen ze elkaar ook thuis opzoeken en ontstond er een hechte vriendschap. Met de kerstdagen gingen ze er voor het eerst samen op uit, een paar dagen met de boot naar Düsseldorf en Keulen. En dan nu met de bus naar Italië en straks, ergens in september, nog een keer naar Salou (Spanje), als dat is verlaten door het discopubliek.

De nachtelijke rit naar Den Haag Centraal is voor mij de eerste kennismaking met de grafmeisjes, maar al binnen een paar minuten weet ik waarom mijn moeder zo gesteld is op dit gezelschap. Het gedeelde verdriet over een man die (veel te vroeg) is overleden, wordt gekoppeld aan een uitgelaten vrolijkheid waar meidenclubs het patent op lijken te hebben. Als ik de koffer van de eerste rond half vier in de ochtend op die van mijn moeder heb gestapeld, rijden we op haar aanwijzingen naar nummer twee die – net als de rest van het gezelschap – al zeker een kwartier in het pikkedonker voor haar huis op de stoep staat. Als ik afrem, zie ik grafmeisje één op de achterbank onderuit zakken, om zich onzichtbaar te maken achter het zijraampje. ,,Niks zeggen”, sist ze naar mij, ,,dan is het net of er nog niemand in zit.”

Zeventig-plus, zijn ze inmiddels. Maar als het gaat over de tradities rond schoolreisjes, kan mijn zoon nog heel wat van ze leren.

 

Uit de krant van 3 juli 2007.