UnknownMet de onverholen afkeer van de afgewezen vrouw staart mijn eega naar het schermpje van mijn Garmin GPSmap60 Cx. Op haar schoot ligt de AA Roadmap Groot-Brittannië, waarop ze met haar wijsvinger argwanend onze vorderingen bijhoudt. Elke beslissing van de satellietnavigator – die ik blindelings volg – wordt door haar in twijfel getrokken. ,,Wat doet ie nu weer? Zo was ik echt niet gegaan. Rijd toch gewoon rechtdoor!”

De aanschaf van de routeplanner was nu juist bedoeld om een einde te maken aan de jaarlijkse disputen over het ‘Quo Vadis?’ Niet alleen in de auto, maar ook op de fiets en bij het wandelen. Vooral bij het wandelen. De keer dat ik in de vallei van het Schotse Glenn Coe met twee Duitse meiden naar mijn auto heb moeten liften omdat we mijlen van de geplande route waren afgedwaald, staat de rest van het gezin nog helder voor de geest. Met mijn GPS-apparaat, dat eruit ziet als een flinke mobiele telefoon, kan ik nu vastleggen waar ons voertuig geparkeerd staat, geef ik het hebbedingetje tijdens het wandelen opdracht elektronische broodkruimeltjes uit te strooien en hoef ik, bij verwarring, alleen het spoor terug maar te volgen.

Mijn echtgenote kijkt sceptisch. Haar argument dat we meestal over hetzelfde paadje heen en terug lopen (bergop, bergaf of langs de kust) verhindert niet dat ik tijdens deze vakantie weinig van het landschap maar heel veel van mijn schermpje zie, gebiologeerd als ik ben door het feit dat elke beweging die ik maak, door satellieten op honderden kilometers hoogte wordt geregistreerd, vervolgens naar het apparaat dat aan mijn broekriem hangt wordt verzonden, die ze dan weer vertaalt in praktische aanwijzingen. Als mijn apparaat zou kunnen praten (dat kan hij niet) had ik drie weken met mijn ogen dicht terug kunnen wandelen, zonder te verdwalen. ,,Ja, inderdaad handig”, smaalt mijn echtgenote, aan wie de vooruitgang zich altijd pas met een vertraging van een jaar of dertig opdringt.

Ook in de auto kan ik mijn ogen niet van het schermpje afhouden, wat met name bij ingewikkelde Britse rotondes (die soms in elkaar grijpen als achtjes) tot levensgevaarlijke situaties leidt. Bij het zoveelste bijna-ongeluk met mijn twaalf meter lange combinatie van auto en caravan, ga zelfs ik akkoord met de regeling dat het schermpje richting de bijrijder wordt gedraaid, die vervolgens de aanwijzingen (‘Neem derde afrit’) opleest. Vanaf dat moment beschik ik als enige in de hele wereld over een sprekend GPS-systeem met ingebouwd commentaar. ,,Tsss, wat doet ie nu weer? Vorige keer reden we heel anders. Tsjongejonge, wat een gedoe, alleen maar om een klein stukje af te snijden.”

Ik verbijt mijn ergernis over deze kritiek op mijn nieuwe mannenspeeltje door onvoorwaardelijk vertrouwen in mijn Garmin uit te stralen. Hoewel ook ik, op het laatste deel van de route naar onze camping aan het Kielder Water in Northumberland, een lichte aarzeling voel als we van de volslagen logische weg (prettige doorgaande provinciale verbinding, aan het eind een klein stukje binnendoor en voila, we zijn er), afwijken door over een netwerk van B-wegen en nauwelijks verharde boerenpaadjes onze weg naar de eindbestemming te vervolgen. ,,Dit zal vast wel de snelste route zijn”, mompel ik onzeker. ,,Die heb ik hem tenminste gevraagd.”

Als ik met brullende motor de 1800 kilo wegende sleurhut een 25 procentshelling optrek – waarbij er aan beide kanten van de wielen nog twee centimeter asfalt over is – wil mijn eega met mij in discussie over de vraag wat ik ga doen als zich nu een tegenligger aandient.

,,Nou? Nou?”

En toen werd het toch nog ouderwets gezellig op de voorbank.

 

Uit de krant van 18 september 2007.