Voor een leek – en zo mag ik in het eeuwenoude gilde der vrijwilligers van de landijsbaan wel worden genoemd – komt het gevaar altijd uit onverwachte hoek. Het ergste dat ons aan het begin van de vorstperiode kan overkomen? De ervaren ijsmeester kauwt even op deze vraag, haalt zijn neus op en fronst zijn wenkbrauwen, om de onwetende nadrukkelijk op zijn plek te zetten. ,,Een vos die met zijn gore poten over onze één nacht ijs gaat. En sneeuw natuurlijk. Dat is funest voor een baan in wording.”