Waarom zou je je beste wensen opsparen tot begin januari? Het hele jaar door stroomt mijn mailbak over van hartelijkheid en goede raad. ,,Ik hoef uw column natuurlijk niet te lezen, maar af en toe waag ik mij er toch even aan. Ik heb sterk de indruk dat u een ongelofelijke burgerlijke blaaskaak bent en dat uw genegenheid voor uw zoon trekken heeft van een soort complex. Dat u uw gezin niet anders kunt vermaken dan met elektronische speeltjes. U laat zien dat u inderdaad bij het gepeupel hoort wat op de camping niet buiten zijn mobiel kan, niet zonder tv, niet zonder laptop. U geeft uw kinderen zo een geweldig voorbeeld. Later als u oud bent, niet klagen dat ze niet in u geïnteresseerd zijn!”
Categorie: Column (Pagina 7 van 25)
Het is al erg genoeg dat ik mezelf aan mijn eigen goede voornemens moet houden, maar nu krijg ik die van een tweede generatie ook nog in de maag gesplitst. ,,Je zoon wil in het nieuwe jaar weer met jou gaan wielrennen”, zegt mijn wederhelft, die doorgaans uitstekend weet wat goed is voor een ander. De goede voornemens zijn al enige tijd aan inflatie onderhevig. De meeste sneuvelen al in de nieuwjaarsnacht (‘Ik zal mijn vrouw niet meer slaan’, Rafael van der Vaart), een enkele haalt het tot het eind van de eerste week van januari, als het nieuwe abonnement voor een heel jaar sportschool wordt afgeschreven.
De Grote Gezinsagenda is voor de laatste week van het jaar nog blanco, maar daar gaan we wat aan doen. “Dus”, vat ik maar even samen, “morgen naar de dierentuin, woensdag naar Floris en vandaag naar het strand, want het is lekker wandelweer.” De verwachte juichkreten en blije gezichten blijven uit. “Ik had afgesproken met Dennis”, zegt mijn zoon, “om te gaan fietsen.” Mijn dochter krijgt een vriendin op bezoek, moet de dag daarop bij iemand langs en heeft voor de rest van de week vage logeerafspraken bij een paar neefjes. “Woensdag naar de film zou misschien wel kunnen”, zegt ze met een zuinig gezicht. Mijn zoon (8) trekt zijn jas aan en verdwijnt naar de schuur om zijn fiets te pakken. Mijn dochter (12) gaat de trap op naar haar kamer. “Jij gaat niet weg, hè?”, roept ze halverwege. “Doe jij zo even de deur voor mijn vriendin open?”
Na een kwartier met draaiende motor op een invalidenparkeerplaats te hebben gestaan, zie ik nog steeds geen beweging in de deur van de sportzaal. De kleedkamer hoef ik niet in, om een voorstelling te hebben van wat achter die deur gebeurt. Vijftien naakte, schreeuwende mannetjes die elkaar bekogelen met shampoo, in het afvoerputje plassen en elkaar, druipend van het water, nazitten over de banken. Daarna drogen ze zich half af, trekken de truien achterstevoren aan en proppen de helft van hun sportspullen in hun rugzak. De andere helft blijft achter. En wie krijgt er thuis de schuld? Wie is er niet betrokken? Wie laat de dingen maar op zijn beloop? Zuchtend wurm ik me achter het stuur vandaan om de rol van participerende opvoeder op me te nemen.
Vandaag wordt mijn vader begraven. Al sinds middernacht bonkt die zin door mijn hoofd. Op het ritme van de kerkklok die naast ons huis de uren aftelt, neem ik voor de zoveelste keer de afscheidsdienst door. Half twee, met mijn drie zussen rijd ik de kist door de kerk. Twee uur, in mijn toespraak probeer ik mijn vader weer een beetje tot leven te brengen. Half drie, we lopen, dwars door het dorp, naar het graf. Zo wilde mijn vader het graag. Een stille stoet, onder het gebeier van de klok. Half vier, slaat de kerkklok naast ons huis. Nog tien uur te gaan. Dan wordt mijn vader begraven.
De intonatie had al wat alarmbellen moeten doen rinkelen, als het zesde zintuig daarvoor bij mannen niet zo slecht ontwikkeld zou zijn. ,,Wat heb jíj eigenlijk voor goede voornemens?”, wil mijn vrouw quasi-achteloos weten. Meer aandacht voor elkaar, had ik zonder enige aarzeling moeten zeggen. Samen mooie wandelingen maken, vaker laten merken dat ik van je hou en af en toe weer eens – helemaal uit mezelf – een bloemetje meenemen. Dat klinkt allemaal stukken beter dan het enige voornemen dat me voor 2011 op dat moment te binnen schoot. ,,Meer kilometers maken op mijn racefiets.”
Het zijn moeilijke tijden voor de aspirant-vuurwerkkoper. Elke ochtend als mijn eega de krant openslaat en wordt geconfronteerd met weer een afgerukte hand of een paar ogen waaruit het licht voor eeuwig is geweken, ontsteekt ze in woede over het Jongerenpakket dat mijn zoon en ik bij Fireworks Unlimited hebben besteld. De eisen die aan hem – en dus impliciet ook aan mij – bij het afsteken worden gesteld, worden met het uur absurder. Het eindigt er waarschijnlijk mee dat we op oudejaarsavond helemaal niet meer naar buiten mogen en ons knalwerk enkele dagen na Nieuwjaar door de Explosieven Opruimingsdienst ergens op een afgelegen weiland gecontroleerd tot ontploffing wordt gebracht.
Het spel van baas en hond dat nooit verveelt. Simpele regels, eindeloze variaties. De één gooit de stok, de ander rent er achteraan. Gedachteloosheid en routine versus opperste concentratie, snelheid en de vreugde als het dier zijn poot op het voorwerp zet. Hebbes! En dan weer terugbrengen bij de baas.
Apporteren noemen ze dat.
Alleen als ik beweeg schiet de wijzer van de weegschaal in de badkamer even over de 93. Het valt nog niet eens mee, om tien kilo aan te komen. Het lijkt wel of het lijf zich verzet tegen de overmaat van twee dagen kerst, door in de nachtelijke uren in hoog tempo af te breken waarmee het overdag is volgestopt. Na drie maanden van nauwelijks sporten en gestaag dooreten, dreig ik in het zicht van de haven te stranden. Om in het nieuwe jaar tien kilo te kunnen afvallen, moet ik er nog twee aankomen. Ik vestig komende week al mijn hoop op de oliebollen en de appelflappen.
Het spel komt uit het blad Margriet en is bedoeld om na het kerstdiner met elkaar in gesprek te raken. Maar van die reden om van deelname af te zien, word ik me pas achteraf gewaar. Ook met antwoorden als ‘Naar de baarmoeder, want daar pas ik niet meer in’ kom ik niet weg na de vraag ‘Naar welke plek zou je nooit meer terug willen?’ Uit arren moede roep ik maar wat me als tweede te binnen schiet: het Universiteitsziekenhuis van Wales.