GesinkZelf profiteer ik nu tweeënhalf jaar van de status ‘wielrenner met een beperking’. Nooit kopwerk meer, zelfs door je grootste vijanden uit de wind worden gehouden en bij afhaken of falen nooit verlegen om een geldig excuus. Nee, ik snap het ook niet dat Robert Gesink zijn hartproblemen zolang voor zich heeft gehouden. Daar had veel meer in gezeten.

Zijn karakter werkte niet mee. Hij is niet iemand die naar makkelijke uitvluchten zoekt. En bovendien was hem verzekerd dat de incidentele hartritmestoornissen die hem tijdens de koers parten speelden, een tamelijk onschuldig probleem vormden. Maar nu de angst in het lijf en het hoofd van Gesink is geslopen, vindt hij het toch tijd om er wat aan te doen. Nog steeds met een zekere schroom maakte hij dat dinsdag bekend.

Als beoogd voorzitter van de Bond van Wielrenners (zure tongen zullen hier wel weer ‘fietstoeristen’ van willen maken) met een Beperking (in oprichting) juich ik die openheid toe. Toen ik drie weken na La Marmotte 2011 – een dagkoers van 174 kilometer waarbij je onderweg de Col du Glandon, de Telegraph en de Galibier tegenkomt en moet finishen op de Alpe d’Huez – mijn aorta scheurde, kreeg ik van de cardioloog van dienst te horen dat ik voortaan maar met de langzaamste groep van mijn wielerclub moest gaan fietsen.

Slecht advies.

Uit ergernis over het tempo, het gebrek aan koersinzicht en het oppervlakkige gebabbel zit je dan na een paar weken weer op kop te sleuren, met je teflon pijp.

Als je aansluit bij renners die een stuk beter zijn, kun je schaamteloos van ze profiteren. Zeker als je ze voortdurend inprent dat je een ‘wielrenner met een beperking’ bent. Dat is belangrijk, want voordat je het weet word je weer als een gelijke behandeld. Wielrenners zijn kort van memorie.

Als beoogd Bondsvoorzitter pleit ik ook voor een beschermde status van de ‘Wielrenner met een beperking’. Niet iedereen mag zich dit predicaat zomaar toe-eigenen. Over ruim twee weken fiets ik met een vriend van Nederland naar Spanje waarbij ik – renner met een beperking, tenslotte – de toezegging kreeg dat hij me 2.500 kilometer uit de wind houdt en me de Pyreneeën op duwt. Deze week krabbelde hij al voorzichtig terug met de mededeling dat hij direct na onze trip moet worden geopereerd aan een liesbreuk en ik me van die hand- en spandiensten onderweg dus niet al te veel moet voorstellen.

Met klein lichamelijk ongemak heb je bij onze Bond niks te zoeken, heb ik hem laten weten.

Voor aanstellers is ooit het voetbal uitgevonden.

 

Uit de krant van 17 april 2014.