img_1635-001Uren, dagen of, in ons geval, weken op de fiets stellen je in staat om met een zekere distantie naar jezelf te kijken. Daar is zo’n pelgrimstocht ook voor. Dat stemt niet altijd vrolijk. Wat zie ik? Een man van zekere leeftijd van wie de belangrijkste levensader van teflon is, vergezeld door een vriend met een liesbreuk die zo nodig 2500 kilometer door Nederland, België en Frankrijk moeten trappen. Ja, er gaan rare kostgangers naar Santiago de Compostella.

Ruwweg kun je de fietsers op de Sint Jacobsroute in twee categorieën opdelen. De plezierrijders en overtuigde pelgrims, die iets met zichzelf, de wereld of de opperwezens hebben te verhapstukken. Wij behoren duidelijk tot de eerste groep, al kennen wij in onze eerste week van 732 kilometer ook genoeg momenten van loutering. De weergoden maken het ons niet gemakkelijk. Na een zonnige eerste dag in Nederland, krijgen we de wind met kracht vijf tegen en leggen we uren af in onze fancy regenpakken.

Een diep medelijden bekroop mij vroeger altijd, als ik – vanuit mijn auto – zwaar bepakte fietsers naar onbekende bestemming zag ploeteren. En dat is terecht, weet ik nu. In onze Hel van het Noorden mijden we de uitgesleten klinkerwegen van Parijs-Roubaix, maar de dagtochten langs onder de elementen buigend graan, door afzichtelijke gehuchten met inwoners die zo lijken weggelopen uit de afleveringen van ‘Gênante Lijven’, gaan ons ook niet in de koude kleren zitten.

Maar wij zijn geen echte pelgrims omdat onze tocht helemaal niet naar Santiago voert, maar eindigt onder Valencia, bij het huis van mijn rentenierende fietsvriend. En de mevrouw uit Naarden die we onderweg tegenkomen, is het al evenmin. Zij rijdt de route in etappes. Een paar honderd kilometer in deze maand mei. En dan in september weer een stuk. Ze laat zich in Compiègne ophalen door haar man.

Wij zijn ook geen pelgrims omdat we de nacht niet doorbrengen op de camping of in lawaaierige hostels, waar devote Santiagogangers samenklonteren. Wij zoeken ’s avonds op internet een fijn hotel uit voor de volgende nacht, lunchen tussen de middag met een flesje wijn in een streekrestaurant en doen ons in de avonduren eveneens tegoed aan lokale specialiteiten.

Pelgrim Bart uit Baarn, die we per dag wel een paar keer achterop fietsen omdat wij sneller rijden en hij zich niet overgeeft aan culinaire uitspattingen, gruwt van deze valse pelgrims. Hij heeft een tentje met het Santiagovlaggetje en de Jacobsschelp achterop zijn volgestouwde rijwiel. De tocht is voor hem een loutering, vertelt hij, om los te komen van de nijd en de boosheid om het bestaan.

Hij zwijgt, en wij vragen maar niet verder.

Het moet wel gezellig blijven.

 

Uit de krant van 15 mei 2014.