IMG_0573Als je maar lang genoeg doorademt, groei je vanzelf in een doelgroep. In deze vaststelling zoek ik troost na het tot mij nemen van een krantenbericht waarin de gemiddelde leeftijd van een Kip-caravanbezitter op tussen de 50 en 55 jaar wordt bepaald. Sinds drie maanden ben ik vijftig. Maar mag uit het feit dat er al zestien jaar een Kip aan de trekhaak van mijn auto hangt, worden afgeleid dat ik al op mijn 34ste jongbejaard was?

Als caravanbezitter heb ik de afgelopen decennia heel wat voor mijn kiezen gekregen. Door vermeende vrienden, collegae en het vaderlandse cabaretgilde ben ik al zo vaak voor burgermannetje versleten, dat zelfs mijn vrouw het inmiddels gelooft. Een caravan is toch de Buckler voor kampeerders. Het suffe imago van de sleurhut lijkt – andermaal, want dit is de tweede keer in korte tijd – aan de basis te staan van het faillissement van het Hoogeveense bedrijf waarin dit oer-Hollandse product al sinds 1947 wordt geproduceerd.

Kip is altijd een beetje kip gebleven. Het hielp ook niet dat oprichter Jan Kip – jazeker! – zijn eerste modellen ‘Kuiken’ en ‘Krielkip’ noemde. Latere generaties hadden wijzer moeten wezen. Spijker werd ook pas hip toen het Spyker werd. Kip had Kipp moeten worden. Of Kyp. Kypp is nog beter. Want Kip is de Ferrari onder de caravans, zo valt in alle artikelen rond het faillissement te lezen. ‘Kip is exclusief. Het merk onderscheidt zich door stijl en design. Niet door protserigheid en omvang.’

Wat ook niet hielp: dat Kip-eigenaren zo verknocht raakten aan hun bezit, dat ze zich ging verenigen in de Kip Caravan Club of de Kip Compact Club. Ook dat maakt je kwetsbaar voor critici.

Toen wij gelukkig, maar berooid waren, trokken mijn eega en ik er in de zomervakanties op uit met een tent. Heerlijk vonden we het, om in de Dordogne tot onze enkels in het water aan een wankel tafeltje te scrabbelen bij het licht van een walmende olielamp. Om bij hevige rukwinden het klamme doek tegen je gezicht te voelen slaan als je, bevend onder het natuurgeweld, in je slaapzak lag. Maar toen we onze eerste nazaat op een camping in St. Ives (Cornwall) in haar winterkleren in een campingbedje moesten leggen en we de gaspitten van ons fornuis gebruikten om de temperatuur boven de acht graden te krijgen, kozen we voor een caravan. Niet zomaar een caravan. We wilden alleen een Kip.

Wat de De Waard-tent is voor tentkampeerders, is de Kip voor caravanners. Alles aan een Kip is net ietsje beter dan aan een andere caravan. Daarvan zijn wij, Kip-bezitters, overtuigd. Dat gegeven lijkt ook een beetje aan de basis van de ondergang van het bedrijf te staan. Onze inmiddels zestien jaar oude Kip ziet er over tien jaar nog uit als nieuw. Een recent aanbod van kennissen om hun een jaar oude Kip Hyline (het topmodel van 40.000 euro), met ingebouwde flatscreen-tv, airco, vloeistof- en vloerverwarming voor een relatieve habbekrats over te nemen, heb ik laatst hooghartig afgewezen.

Onze Kip heeft alles wat we nodig hebben en is bovendien beter ingedeeld dan het nieuwe type, dat – senioren vinden dat handig – een vast bed heeft. Die van ons is ingericht op kinderen, met achter een vouwwand een laag bed en een hoogslaper (nee, bij Kip heet dat geen stapelbed). Toen onze zoon een ongeleid projectiel van anderhalf was, maakte mijn handige zwager een hek voor het onderste bed, waar hij tussen zijn speelgoed als Bokito aan de tralies zat te rukken terwijl wij met een wijntje in de zon lagen.

Dat is ons Kip-gevoel.

Na het tweede faillissement van afgelopen week, schijnen er achttien kandidaten staan te trappelen om Kip een derde leven te gunnen. Met gedoogsteun van de regering, als het aan mij ligt.

Dion Gaus heeft zijn Dierenpolitie. Henk en Ingrid hebben recht op hun Kip.

 

Uit de krant van 7 oktober 2010.