FullSizeRender-1Als de schichtige buurman van Hyacinth Bucket sluip ik behoedzaam langs de kleine caravan die vlak naast het paadje naar het toiletgebouw staat. Maar met hetzelfde instinct dat ijsberen in staat telt hun jong tot op kilometers afstand te ruiken, verschijnt mijn moeder op het juiste moment in de deuropening van haar Beijerland Sprinter. ,,Wil je nog een karbonaadje? Anders moet ik hem weggooien.”

Mijn moeder is een feeder. Ze wordt er gelukkig van als ze mensen of dieren in haar omgeving kan volstoppen. Als ze in een willekeurig weidegebied voor de tweede keer hetzelfde rondje loopt, komen paarden, koeien, ezels en geiten bij haar nadering spontaan naar het hek om een pepermuntje in ontvangst te nemen. Olifanten in alle vaderlandse dierentuinen kennen haar van gezicht. En ze is in haar eentje verantwoordelijk voor het probleem van agressieve meeuwen in kustplaatsen omdat ze spontaan dyslectisch wordt van ‘Verboden te voeren’-bordjes.

Sinds het overlijden van mijn vader – nu zeven jaar geleden – is de herfstvakantie een vast familiemoment waarvoor we de huifkarren in een cirkel opstellen op camping Ginkelduin, centraal gelegen op de Utrechtse Heuvelrug. Om het voor mijn fietsvriendjes tot een verantwoord uitje te bestempelen – de camping ligt bij de mountainbikeparcoursen van Amerongen en Leersum – hang ik onze eigen sleurhut aan de voor- en achterzijde vol met all terrain bikes, in de wetenschap dat ik in het kielzog van mijn moeders E-bike van appelgebakterras naar kibbelingkraam trap.

Als ik op de heenweg achter haar aanrijd, laat ik de neef die achter het stuur van de trekkende auto zit – zelf heeft mijn moeder geen rijbewijs – bij een tankstation stoppen omdat ik vermoed dat haar caravan een lekke band heeft. Het ding helt gevaarlijk over naar de rechterkant, waarvoor bij nadere inspectie een overvolle koelkast en laadbakken met de inventaris van een middelgrote C1000 verantwoordelijk blijken te zijn. Een week lang haalt ze hier allerlei producten – bockbier, flessen delicate wijn, kilo’s rundvlees en zoetwaren – uit tevoorschijn die ze zelf beweert niet te lusten of onmogelijk in haar eentje kan wegwerken, zodat haar nazaten voortdurend over de camping sjokken alsof ze de kerstloterij van de Voedselbank hebben gewonnen.

Het avondeten gebruikt ieder in zijn eigen kampeeronderkomen, maar tijdens de vaste koffietafels kan het zomaar gebeuren dat je na een kwart appeltaart met slagroom opeens met een bord kippenpoten of een halve meter grillworst in je handen zit. Als je vervolgens voor de lunch naar je caravan vertrekt, krijg je een Tupperwareschaaltje met vier gehaktballen mee (‘voor op brood’), een doos bonbons (‘voor bij de thee’) en een fles Chianti Classico (‘voor vanavond’).

Meegereisde kleinkinderen die bij hun eigen ouders iets aantreffen wat ze niet blieven – dat komt vrijwel dagelijks voor – kunnen bij oma terecht voor plateservice met gebakken aardappelen, mayonaise, appelmoes en karbonaadjes, maar desgewenst maakt ze ook lievelingsgerechten als rode kool en – speciaal voor mij – hachee of verse bruine bonen met meegekookte worst en uitgebakken spek.

Als ik op weg ben naar het toiletgebouw heb ik zelf net de pannen met aardappels en snijboontjes op het vuur. Maar ach, zo’n karbonaadje gaat er altijd nog wel in, meent mijn moeder, als ik tegenstribbelend aanschuif bij de restanten van een Bourgondische maaltijd die een neef en zijn vriendin bij haar hebben genuttigd.

De laatste drie dagen van deze herfstvakantie deel ik het voedsel dat in een niet aflatende stroom uit haar caravan komt, met zes moddervette eenden die de vijver van de camping vaarwel hebben gezegd in de vaste overtuiging de rest van hun leven in de buurt van mijn moeder te slijten.

Nu eten ze nog vooral gevulde speculaas, maar voor de week ten einde is draaien ze hun snavel niet om voor een zak winegums of een broodje shoarma.