Samenleven met een man heeft natuurlijk ook zijn voordelen.

,,De eerste keer dat hij zegt dat ik werkloos ben, sla ik hem voor zijn gezicht”, zei een oud-collega van mij over zijn partner, op de dag dat hij – net als ik – bij de reorganiserende krant instemde met een Plaatsmakersregeling.

Dat ligt bij een vrouw toch net even wat gevoeliger. Zeker vijf keer per dag laat mijn wederhelft met een zekere gretigheid aan wie het maar horen wil weten dat ik ‘werkloos’ ben. ,,Baanloos”, verbeterde ik aanvankelijk nog, of: ,,In between jobs.” Maar inmiddels trek ik er het afgetobde jaren-dertig-van-de-vorige-eeuw-gezicht bij van iemand die elke week in de kroeg zijn uitkering verzuipt.

Technisch gesproken zit ik zelfs nog vier maanden in mijn wettelijke opzegtermijn en leef ik van de 400 vakantie-uren en het vakantie-geld dat ik nog van de baas tegoed heb. Over een maand wordt de vergulde handdruk gestort die bij verstandig gebruik over enige tijd de deur opent naar een vroegtijdige pensionering. En ondertussen heb ik het hartstikke druk.

Nu had ik daar zelf ook altijd een hekel aan als mijn gepensioneerde schoonvader-zaliger dat tegen mij zei en vervolgens op gedragen toon begon voor te lezen uit zijn agenda waarin voor elke dag van de week één activiteit was opgenomen.

,,Maandag doen we boodschappen. Dinsdag breng ik de bejaarden met de auto naar het kerkzaaltje. En woensdag gaan we altijd langs bij tante Jo… Man, man, ik heb het nog nooit zo druk gehad.”

Leg maar eens uit dat je tijd tekort komt als je ’s morgens om half negen niet meer op de fiets naar de redactie in Leiden hoeft.

De eerste week van mijn baanloosheid ben ik met lezers op fietsreis in Spanje. In de tweede moet ik mijn leven weer op de rails krijgen als computerprogramma’s en telefoon- en krantenabonnementen die ik via mijn werkgever genoot er allesbehalve spontaan mee ophouden. Alle klussen die ik voor die tijd noodgedwongen in de avonduren doe – zoals het redigeren van een boek over omgekomen zeelieden uit mijn woonplaats, het hervormen van mijn website, werkjes voor de wielerclub en het voorbereiden van een openbaar interview met journalist en schrijver Bert Wagendorp in onze plaatselijke bieb – smeer ik nu over de dag uit.

Verder houd ik uitputtende gesprekken om de boot af te houden bij mensen die mij dagvoorzitter van internationale congressen voor ambulancebroeders (‘hoe is je Engels?’), gastheer bij de businessclub van een plaatselijke voetbalvereniging (‘jij hebt zo’n lekker groot netwerk’) of recensent van nudistencampings (de schaduwzijde van een goddelijk lichaam) willen maken.

En dan nog wordt mij door mijn wederhelft vriendelijk doch dringend verzocht om het bed te verschonen, de boodschappen te doen, mee te gaan op kraamvisite, dagelijks te koken en alle verdiepingen van het huis te stofzuigen, ‘omdat ik toch werkloos ben’.

Ik verzamel inmiddels moed voor het volgende zinnetje.

,,Schat, in principe sla ik geen vrouwen. Maar als je zo doorgaat maak ik voor jou graag een uitzondering.”