Het moet nog een heel gedoe zijn geweest om onder Parijs al die metrolijnen uit te hakken. Dus waarom, willen onze nazaten een en andermaal weten, leggen wij op onze eerste dag in de Franse hoofdstad exact 24,3 kilometer (mijn gps-ontvanger liegt niet) te voet af? Pas als we op de trappen van de Basilique du Sacré Coeur luisteren naar een Spaanse straatzanger die een honderdkoppig publiek stil krijgt, dringt iets van de romantiek en de magie van Parijs tot hen door. ,,Hij speelt mijn halve MP3-speler”, fluistert mijn dochter geïmponeerd.

Op onze vakanties proberen we de grote stad zoveel mogelijk te mijden. Te druk, te weinig parkeerplaatsen en te veel dure kledingzaken om je vrouw in te verliezen. Maar voor onze citytrip naar Parijs denken we de ideale combinatie te hebben gevonden tussen een kampeer- en een stadsvakantie. We staan met onze caravan op de camping in het Bois de Boulogne, onder de bomen en met zicht op een sluis die het water van de Seine vervaarlijk doet kolken. Het kampeerterrein wordt bevolkt door een kosmopolitisch gezelschap in vooral peperdure campers, dat ’s ochtends en ’s avonds in de file staat voor de slagboom en het servicestation waar ze hun chemische toiletten kunnen legen en de imposante drinkwatertanks van hun mobile homes kunnen vullen.

Onze Kip steekt schril af tegen het twaalf meter lange onderkomen van een Zwitsers gezin naast ons, dat overigens niet te beroerd is mij een zekering af te staan als ik het 12-voltsysteem van onze caravan opblaas door provisorisch een oplader voor de Nintendo DS van mijn zoon in elkaar te knutselen (zijn eigen oplader ligt nog thuis).

Vanaf de camping zet een shuttlebus ons binnen tien minuten af bij het metrostation van Porte Maillot. Daar kun je ondergronds gaan, maar ook het stukje lopen naar de Arc de Triomphe die je van daar al ziet staan. En dan sta je ook gelijk op de Champs Elysées. En slenter je naar het Place de la Concorde. Langs de Tuilerieën naar het Louvre. Dan de Seine over en weer terug naar de Dôme des Invalides. En vandaar – nog maar een klein stukje, jongens – zie je ook de Eiffeltoren liggen. Dan is het weer niet zo ver naar de Arc de Triomphe. En als we dan nog een stukje de Avenue de la Grande Armée aflopen, zijn we weer bij de Porte Maillot.

Als Youp van ’t Hek in zijn conferences verhaalt van grootse en meeslepende dagen in Parijs, sjokken er nooit twee mopperende pubers achter hem aan. Na New York (waar ze op haar hotelkamer dagenlang naar de Amerikaanse tv keek) en Londen (waar ze Queen ontdekte bij de musical ‘We will rock you’) haalt onze dochter haar neus op voor de kleinsteedse kneuterigheid van Parijs. Maar als ook wij vanaf dag twee zwichten voor het gemak van de metro klaart haar humeur wat op, zeker als we worden afgezet bij Pigalle in het hart van de kunstenaarswijk Montmartre waar we straatjes met alleen maar gitaarwinkels ontdekken en ik op de foto (meer niet) mag bij de seksclub Dirty Dick.

Na ons verplichte rondje door de Sacré Coeur zakken we buiten neer op de trappen, waar de Spaanse straatzanger zijn door accu’s aangedreven zanginstallatie en gitaarversterker heeft opgebouwd. Het zicht op de stad onder ons is fenomenaal, de zon schijnt, maar we koesteren ons vooral in de selectie van wereldhits die dit charmante kereltje met zijn rauwe stem en soepele gitaarspel ten gehore brengt, en de manier waarop hij het publiek bespeelt.

Na zijn solo-optreden formeert hij een achtergrondkoortje van drie opgeschoten Engelse meiden (‘The Spice Girls’) en zet zijn eigen soundmixshow op door mensen omlaag te halen om met hen hun favoriete hits te zingen. Ik laat bescheiden verstek gaan bij ‘Hotel California’, maar ben ervan overtuigd dat mijn uitvoering beter en vooral tekstvaster was geweest dan wat een Duitse troela ervan bakte.

Later picknicken we nog in het parkje naast de Notre Dame, slenteren door de straatjes van Quartier Latin, dineren op een terras aan het Place de la Sorbonne en zien we rond half tien, als de duisternis invalt, de Eiffeltoren rood opgloeien.

Maar het mooiste van Parijs?

Een Spaanse straatzanger die op de trappen van de Heilig Hartbasiliek ‘Losing my religion’ zingt.

 

Uit de krant van 6 mei 2008.