Leren fietsenDe pogingen van opa om zijn kleinzoon op de camping de kunst van het fietsen zonder zijwielen bij te brengen, wekt vertedering bij hen die de Nederlandse taal niet machtig zijn. Want het zouden natuurlijk gewoon enthousiaste aanmoedigingen kunnen zijn, die over en weer worden gebezigd.

Opa (65): “Trappen, bord soep!”

Kleinzoon (net 4): “Hou me vast, slome!”

Het onderricht in het fietsen zonder zijwielen is een bezigheid die ik bij voorkeur in vakantietijd onderneem. Je kunt er elke dag enige tijd voor uittrekken, het parcours (veelal een camping) is in grote mate autoluw en de cursist kan gemakkelijk worden gepaaid met aantrekkelijke bezigheden die later op de dag plaatsgrijpen wanneer hij of zij zich naar behoren heeft ingezet. De mate van inspanning van de instructeur dient daarentegen zo veel mogelijk te worden beperkt. Er is maar weinig vermoeiender (en frustrerender) dan het achter een nazaat aanrennen die ogenschijnlijk met een alcoholpromillage van 8,2 op het rijwiel heeft plaatsgenomen.

Mijn dochter heb ik leren fietsen op een camping in Drenthe, waar een stratencircuit was aangelegd dat ideaal bleek voor het onder de knie krijgen van de evenwichtskunst op twee banden: autovrij, aan weerszijden voorzien van sappig gras om een doodsmak te dempen en nauwelijks toeschouwers om de verrichtingen van cursusleider en cursiste op enigerlei wijze belachelijk te maken. Mijn lengte van 1.95 meter maakt het hollen achter een fietsje met een bandmaat van 16 inch tot een extra kwelling. Om die reden had ik ervoor gekozen om naast mijn dochter op mijn eigen fiets plaats te nemen, haar in een ijzeren greep te houden en net zo lang in de rondte te blijven rijden totdat zij van het stadium van 45 graden slagzij bijna verticaal op dat roze/geel gekleurde rijwiel zat. Daarna volgde de fase van het laten verslappen van de houdgreep, langzaam overgaande in die waarin de aspirant-fietster-zonder-zijwielen enige meters op eigen kracht zou kunnen overbruggen zonder met het zojuist doorgekomen melkgebit tegen de keien te slaan. Een dag of drie duurde dat, al met al, waarna later onderdelen als het remmen en (nog moeilijker) het op eigen kracht wegfietsen werden doorgenomen.

Op deze vakantie op een Engelse camping zijn de lesomstandigheden op nog een ander punt meer dan ideaal te noemen. Er is een opa (assistent-coach) aanwezig om het veldwerk ter hand te nemen. De hoofdcoach kan zich vanuit de ligstoel beperken tot verbale aanwijzingen en aan het eind van elke lessessie met assistent-coach en cursist de puntjes op de i zetten. Deze rolverdeling is, hoezeer de schijn ook tegen mij lijkt, niet ingegeven door luiheid van mijn kant. Het is het listig gebruik maken van de wetenschap dat vreemde ogen dwingen. Zaken die jouw kinderen niet direct van je aannemen, gelden als voldongen feiten wanneer ze door een autoriteit (kleuterjuf, opa/oma, bezoldigde ambtenaren met opsporingsbevoegdheid) worden overgedragen. Bovendien is een opa op een zodanige leeftijd gekomen dat van hem mag worden verwacht dat hij met geduld, tact en wijsheid de edele kunst van het fietsen zonder zijwielen kan overdragen op de derde generatie van zijn geslacht.

Maar vanuit mijn ligstoel de eerste praktijklessen waarnemend, kan ik me toch niet aan de indruk onttrekken dat ik me op dit punt heb vergist.

Opa: “Voor je kijken, bleekscheet!”

Kleinzoon: “Meehollen, slimbo!”

We hebben onze nazaat op generlei wijze blootgesteld aan vrijzinnige opvoedingsmethoden, maar het kan zijn dat onder vormen van grote stress de leeftijdskloof tussen grootvader en kleinkind wegvalt. Zodra de een (opa) de ander (kleinzoon) op het zadel zet, schelden zij elkaar uit met het gemak waarmee rivaliserende supportersgroepen gewoon zijn te communiceren.

Opa: “Twee handen aan je stuur, eigenheimer.”

Kleinzoon: “Ik had jeuk aan mijn oor, sukkel.”

Na afloop van elke les doet opa nauwgezet verslag van alle onhebbelijkheden die over en weer zijn uitgewisseld en kijkt er zo verguld bij alsof zijn kleinzoon zojuist zijn doctoraal theologie heeft gehaald. Dat zijn lesmethode school maakt, blijkt wel op het moment dat een Schots jongetje (Erron, 5 jaar) ook een poging wil wagen om zich op een Nederlandse crossfiets zonder stabilisators voort te bewegen. Terwijl mijn vader op zijn campingklompen achter hem aanholt, wordt hij vergezeld door mijn zoontje die het verbale gedeelte van de fietsles voor zijn rekening neemt.

Voor Engelse kampeerders zal het als een aanmoediging hebben geklonken.

Maar wij verstaan: “Trappen, bord soep!”