Voor mij was 2011 het jaar waarin ik goud haalde in cyclo La Marmotte. Maar ook het jaar waarin ik een wielrenner met een beperking werd. Op woensdag 10 augustus, ergens tussen 8 en 9 uur in de ochtend op de camping in Newport (Wales), scheurde en splitste mijn aorta. En niet zo kinderachtig ook: de scheur liep van de hartklep, via de aortaboog naar een groot deel van de afdalende aorta. Ik lag op bed te lezen in de caravan, mijn vrouw was naar het toiletgebouw en mijn zoontje vond dat ik opeens wel erg rare snurkgeluiden begon te maken. Toen mijn wederhelft terugkwam van de douche, was ik al bewusteloos.

Voel je dat niet aankomen, zo’n scheurende aorta?
– Soms wel, in de vorm van hevige pijn op de borst. Maar ik had, waarschijnlijk door mijn legerervaring, nergens last van. Ook in de dagen en weken ervoor niet. Op dinsdag liep ik nog met volle bepakking een berg op in een afgelegen deel van de Brecon Beacons. Als daar de aorta zich had gesplitst, had ik het waarschijnlijk niet kunnen navertellen.

Waarom dan nu wel? Een gescheurde aorta pompt toch binnen drie minuten al het bloed uit je lijf?
– Die van mij scheurde relatief gunstig: op een zodanige manier dat er eigenlijk twee pijpen ontstonden, waarbij de één de ander dichtdrukte. Daardoor werd ik niet meteen leeggepompt.

Nog meer mazzel?
– Jazeker. Dat ik dus snel door mijn gezin werd gevonden, waardoor er binnen een kwartier een ambulance op de camping stond. En dat in het ziekenhuis van Newport – waar ik eerst werd heengebracht – een goede diagnose werd gesteld en dat ze door hadden dat er maar één plek in de buurt was waar ik kon worden geholpen: het universiteitsziekenhuis van Cardiff, een kilometer of tien verderop. Daar had ik ook nog eens het geluk dat professor Ulrich von Oppell – een Zuid-Afrikaan en een wereldvermaarde hartchirurg – kon worden opgeroepen om mij weer op lappen.

Geen eenvoudig klusje, dus?
– Von Oppell is er 12 uur mee bezig geweest. Hij repareerde niet alleen mijn aorta, maar en passant ook nog een meegescheurde hartklep. Mazzel was ook dat ik – door de vele duizenden kilometers die ik had gefietst voor La Marmotte – in topconditie was, en nooit had gerookt. Anders was het alsnog misgegaan. Na de operatie heb ik zes dagen in coma gelegen en daarna nog eens twee dagen bij bewustzijn op de intensive care, voordat ik naar een ziekenzaal mocht. Op donderdag 1 september kreeg ik toestemming om naar huis te vliegen. Mijn vrouw is al die tijd bij me gebleven – ze kon na in totaal bijna zeven weken in de sleurhut geen caravan meer zien – de kinderen vlogen anderhalve week eerder dan ik naar huis, vooral omdat de school van mijn zoon weer begon. Er zijn geregeld vrienden en familieleden overgekomen om mijn echtgenote gezelschap te houden en mij een beetje afwisseling op de bezoekuren te bezorgen.

Weer helemaal beter?
– Nou, wel gerepareerd, maar nog niet meteen het ventje. Het revalideren duurde een aantal maanden en in het Leids Universitair Medisch Centrum is ook bekeken hoe het kwam dat ik zo’n extreem dunne aorta had en ben ik ook gecontroleerd op eventuele andere zwakke plekken rond hart en bloedvaten. Het syndroom van Marfan is inmiddels uitgesloten. De thorax-chirurg die me in het LUMC behandelt houdt het op ‘domme pech’, wellicht het gevolg van jarenlange hoge bloeddruk en een dunne aortawand. De hoge bloeddruk blijft een zorgenkindje en lijkt ondanks de vier soorten medicijnen die ik slik, niet echt stabiel te krijgen. Acht weken na de operatie zat ik overigens alweer op de racefiets en geniet ik van mijn tweede leven, als wielrenner met een beperking.